and at which costs... |
|||||
|
|||||
|
|||||
Er wordt gefokt volgens een bepaald principe. Vaak maakt men gebruik van z.g. lijnteelt om bepaalde kenmerken te versterken maar daarnaast zorgt men er angstvallig voor dat de inteeltcoëfficiënt niet ver boven de 1% ligt. Dat kan alleen als er veel exemplaren binnen de populatie beschikbaar zijn voor de fokkerij en/of men af en toe een verwant ras inkruist om bepaalde eigenschappen te versterken. Dit gebeurt o.a. veel bij sportpaarden. Ook bij de rundveeteelt wordt op bepaalde eigenschappen geselecteerd, bijv. melkgift, vleesvorming en hanteert men bepaalde vaststaande principes waarbij de verwantschap tussen de fokdieren onderling van groot belang is voor de gezondheid van de hele populatie. |
|
||||
|
Want deze fokkers weten maar al te goed dat wanneer je een totaal ongewenste eigenschap in een populatie hebt je die niet zomaar weer kwijt bent. Bekend voorbeeld zijn de z.g. vleeskoeien die zulke grote kalveren moeten baren dat dit niet meer natuurlijk kan en bijna altijd met de keizersnede moet gebeuren. De boeren behalen kennelijk nog zoveel winst dat ze dit op de koop toe nemen. Tegenwoordig kunnen ze dat zelf of doet de dierenarts het als routineklus: het ene jaar gaat het kalf er aan de linkerkant uit, het volgende jaar aan de rechterkant. Zonder deze mogelijkheid zouden deze rassen binnen vijf jaar uitsterven. Als we teruggaan naar de (hobby-)fokkers van bijvoorbeeld honden zien we dat deze zich ook hier al heeft trend doorgezet: er zijn rassen waar nauwelijks een |
||||
nest pups natuurlijk geboren kan worden, zelfs niet meer natuurlijk verwekt omdat de heren reu "het" niet meer willen c.q. kunnen. Door de geweldige
vooruitgang in de veterinaire wereld is het ook voor een hobbyhondenfokker financieel mogelijk zijn teef te laten insemineren en vervolgens de pups met de
keizersnede geboren te laten worden. Alsof het een soort machine is geworden: je stopt er iets in, wacht een poosje en je haalt er iets uit…… Wel een geluk
voor de moederhond die anders bij het eerste nest op een gruwelijke wijze zou sterven maar zeer bedenkelijk als dit binnen een ras de normaalste zaak van
de wereld wordt.
|
|||||
|
Zin 1 van de standaard luidt: Een Leonberger is een grote, krachtige,
goed bespierde, elegante hond met een harmonische bouw, straalt een zelfbewuste rust uit en vertoont toch een levendig temperament. Het woord "grote" staat
er heel bewust in en het was met name de grootte van de oorspronkelijke Leonbergers die maakte dat ze opvielen tussen de andere grote rassen.
|
|
|||
maat voor een reu 80 cm en voor een teef 76 cm. Na een aantal wijzigingen van de Standaard, bijv. in 1957 waar nog steeds een minimum van 80 cm voor de reuen werd aangehouden maar al een tolerantie naar 76 cm voor reuen en 70 cm voor teven werd voorgesteld, en daarna op 28 juni 1964 waar een minimum van 76 voor de reuen en 70 voor de teven werd vastgelegd. In een periode van 7 jaar werd de reu dus 5% lager, dat lijkt toch eigenlijk niet zoveel maar is het wel. Inmiddels is sinds 1995 de hoogte voor de reu teruggezakt naar minimaal 72 cm en voor de teef 67 cm. Wellicht dat dit nogmaals (moet) worden aangepast? De "gemiddelde" fokker zal denken: och, we gebruiken gewoon alleen nog honden met korte poten, dan worden ze vanzelf kleiner. Klopt, maar dat heeft wel consequenties voor de totale |
|||||
bouw, de lengte van de rug en belasting van de verschillende ledematen, Je kunt dat niet ongestraft doen zonder na te denken hoe dit door zal werken op de verhoudingen van de hond. Door zijn harmonische bouw is de Leonberger niet bijzonder gevoelig voor heupdysplasie. Er wordt door velen geroepen dat HD een erfelijk gebrek is, dat zal het ook zijn anders kwam het niet voor. Bewezen is echter dat de erfelijkheidsgraad rond de 30% ligt. Andere oorzaken zijn o.a. ondeskundige opfok in het eerste levensjaar en de bouw van de hond. |
|||||
|
Het is algemeen bekend dat de tegenwoordige Duitse herder zeer "gevoelig" is voor HD. Als je de evolutie van dit ras bekijkt kun je niet anders dan vaststellen dat van de harmonische, middelgrote hond van 100 jaar geleden niets meer over is: het algemene verschijningsbeeld nu bestaat voor het grootste deel uit lange honden die een totale overhoeking in de achterhand en een sterk afhangend kruis vertonen en een lange staart nodig hebben om zich toch nog "makkelijk" voort te kunnen bewegen en in balans te blijven. |
|
|||
De hoekingen in de achterhand en de voorhand zijn totaal verschillend waardoor het geheel niet meer goed samen kan werken. Dit heeft o.a. enorme gevolgen voor de rug en de lendenen: het heupgewricht moet al die tegenwerkende krachten opvangen met alle gevolgen van dien. Als wij onze Leonberger gaan "verkleinen" d.w.z. als we steeds meer gaan fokken met honden met korte voorpoten, terwijl het lichaam even lang en zwaar blijft, krijgen deze honden zeker problemen met het gangwerk en de hoekingen. |
|||||
|
|||||
Op deze schematische tekeningen is duidelijk zichtbaar dat de lengte van het opperarmbeen zowel de ligging van het schouderblad als de achterhands-hoeking beïnvloed. Bij de laaggestelde hond zal de kans op ED (elleboogdysplasie) en HD (heupdysplasie) veel groter zijn dan bij de normaalgestelde en hooggestelde hond. Op dit moment al zien we veel honden die de voorvoeten enorm uitdraaien omdat vaak hun lichaam te groot en te zwaar is en ze op die manier nog in balans kunnen blijven. Het is algemeen bekend dat het uitermate moeilijk deze eigenschappen (kortbenigheid, franse stand) - vaak samenhangend met een te kort opperarmbeen - weer weg te fokken zodat de kans groot is dat het dan maar de "nieuwe trend" wordt. De Leonberger is een harmonische hond waarbij de hoogte-lengte verhouding 9-10 moet zijn, dus ietsje langer dan hoog, zodat er voldoende ruimte is om te bewegen. Hierdoor krijgen de rug en de lendenen het minst te verduren. |
|||||
|
Maar zodra de verhouding bijv. 7-10 wordt omdat de voorpoten (opperarmbeen) heel kort
zijn wordt de kans op gezondheidsproblemen steeds groter. De hoekingen voor en achter zullen dan ook niet meer gelijk zijn. Wanneer een hond voor en
achter even stijl gehoekt is zal hij toch een prima gangwerk vertonen, de problemen beginnen pas als de hoekingen niet gelijk zijn want dan kan het
niet meer gelijk "scharnieren" en kan de hond geen vloeiend gangwerk tonen.
|
||||
Dit is absoluut geen pleidooi om Leonbergers te gaan fokken die heel steil zijn, eerder een aanwijzing voor fokkers en keurmeesters om te letten op evenredige (= gelijke) hoekingen voor en achter in combinatie met het gangwerk omdat dit alles met gezondheid te maken heeft. |
|||||
| |||||
Als we 100 Leonbergers op een rij zetten zien we, ondanks een toch redelijk duidelijke standaard, heel veel verschillende types, kleuren, koptype, staartdracht en een grote variatie in grootte en botwerk. Het zou interessant zijn om te inventariseren in welke gebieden de honden snel kleiner zijn geworden (bijv. Scandinavië) en waar in het algemeen nog veel grote exemplaren voorkomen (bijv. Frankrijk, Oostenrijk). |
|||||
|
Dan te kijken naar het aantal pups dat is geboren in een periode van bijv. 20 jaar en wat de verwantschap tussen die dieren is. Het zou heel goed kunnen zijn dat de gevolgen van de inteeltdepressie in sommige gebieden of families veel eerder zichtbaar worden dan in andere. Als parallel daaraan ook een studie zou worden gedaan naar populatiebedreigende tendensen zoals onvruchtbaarheid (bij reu en teef), aantal mono/cryptorchide reuen, teveel teven die "leeg" blijven na een normale dekking op de juiste datum of niet meer natuurlijk kunnen bevallen en o.a. reuen met zo weinig libido dat ze geen enkele poging doen om te dekken. Daarnaast ook in deze populaties inventariseren van levensbedreigende ziektes zoals hartafwijkingen, plotselinge hartstilstanden, botkanker c.q. andere vormen van kanker, stembandverlamming,enz. en het bepalen van de gemiddelde eindleeftijd zou de conclusie kunnen zijn dat we heden ten dage wel een grote populatie Leonbergers hebben maar dat de genetische variatie, die nodig is om het ras gezond te houden, heel klein aan het worden is. |
||||
Als dat zo zou zijn heeft dat verregaande consequenties voor fokkers, bestuurders van rasverenigingen en keurmeesters. Wie initieert een dergelijk onderzoek? De Internationale Unie? De Duitse Club in haar verantwoordelijkheid als stamland? Voor zover ik kan beoordelen is "men" er hier nu juist van overtuigd dat er geen vuiltje aan de lucht is. Wie spendeert er zoveel geld en tijd in een onderzoek waarvan velen de uitslag niet zo zullen waarderen? Of zou de geschiedenis zich herhalen dat het ras door een aantal bezorgde liefhebbers weer op poten moet worden gezet of op de been moet worden gehouden. Deze keer niet door de verschrikkingen van een door niemand gewilde oorlog maar door het hooghartig negeren van duidelijk signalen. Zo’n onderzoek zit er voorlopig niet in.
Wat zou de "gewone" fokker dan kunnen doen om zijn of haar steentje bij te dragen om te zorgen dat de genetische
variatie wat groter wordt?
Wat kan een rasvereniging doen?
|
|||||
Binnen Leonberger-land zijn er clubs die als enigen de stambomen voor de pups mogen uitgeven, zij permitteren zich een opeenstapeling van regels, voorwaarden
en bepalingen. De fokkers zijn gebonden aan deze regels anders krijgen de pups geen stamboom.
|
|
||||
Hier kunnen de fokkers binnen de rasvereniging meer
eigen initiatief tonen. Hier tegenin zal worden gebracht dat elke rasvereniging "democratisch" wordt bestuurd en dat de leden/fokkers de regels maken.
In de 30 jaar dat ik nu lid ben van rasverenigingen heb ik de droevige ervaring opgedaan dat kynologie en democratie absoluut niet samengaan. Mensen zijn vaak
heel gemotiveerd om in een bestuur of fokcommissie te gaan maar zodra ze deel uitmaken van het bestuur lijkt het wel of ze ineens anders worden: in plaats van
met de fokkers samen te werken, moeten ze de regels gaan handhaven en de meesten pretenderen dan ook dat ze het allemaal veel beter weten dan de andere
fokkers. Jammer.
|
|||||
|
Probeer met zoveel mogelijk honden te fokken, laat zoveel mogelijk honden "aankeuren zonder waardeoordeel"
zodat je
ook eens een goede reu, die als huishond bij lieve mensen woont en niet naar tentoonstellingen gaat, voor de fok kunt gebruiken en je niet afhankelijk bent
van de "kampioensreuen". Een hond wordt tenslotte alleen maar kampioen omdat zijn baas er de tijd, het geld en de moeite voor over heeft om naar heel veel
verschillende shows te gaan.
De ideale hond bestaat niet en als je al een hond vindt die werkelijk in alle opzichten optimaal is kun je er niet vanuit gaan dat hij of zij dit ook in alle combinaties zal vererven. Bovendien kunnen we niet allemaal naar die ene hond rennen om te dekken. |
||||
Probeer eerst te zorgen dat de honden in goede gezondheid oud kunnen worden, uiteraard met in acht nemen van exterieur en karakter. Als de goede gezondheid echt genetisch is verankerd en de honden met gemak boven de 10 jaar worden zijn we vele jaren verder. |
|||||
De keurmeesters die echt begaan zijn met het ras zouden zich af moeten vragen wat op dat moment belangrijk is en zich moeten informeren wat de problemen binnen het ras zijn. Een keurmeester moet zich realiseren dat de reu die hij of zij één of meerdere keren Beste maakt daarna door veel fokkers voor een dekking zal worden gevraagd. Is die hond echt zo goed of is hij alleen van een bekende eigenaar en/of is het het veiligste deze beste te maken omdat andere keurmeesters dat ook al deden? Vaak wordt een hond uit de kampioensklas BOB, is dat wel terecht? Ik weet het, een keurmeester is ook maar een mens, maar het kan toch niet zo zijn dat dezelfde hond op een speciale rastentoonstelling beste van het ras wordt en drie weken later met een "goed" de ring moet verlaten. De standaard is redelijk ruim interpreteerbaar maar een Leonberger moet in ieder geval harmonisch (sound) zijn, ruim en soepel kunnen lopen, de juiste kleur vacht, ogen en masker hebben en vooral een echt Leonberger- karakter. Dus geen rolmopsen met korte pootjes, lichte ogen, zonder masker struikelend en grommend door de ring…. |
|
||||
Tja, wellicht denkt U, als U al de moeite heeft genomen om dit allemaal te lezen, deugt er in de ogen van deze mevrouw dan helemaal niets?
Weet ze het allemaal beter?
We kunnen ons niet permiteren om berustend te zeggen: "ach, laten we eerst maar eens afwachten...." |